Opnieuw vergunning nodig voor opsplitsing van een perceel in een bebouwde en een onbebouwde kavel
Sinds 1 januari 2018 was het niet meer verplicht om een omgevingsvergunning aan te vragen indien u een perceel wilde opsplitsen in een bebouwde en onbebouwde kavel. Maar sinds 23 mei 2019 werd deze regeling vernietigd door het Grondwettelijk Hof.
Indien u bijvoorbeeld een achterliggend stuk tuin wilde verkopen als bouwgrond, moest u hiervoor sinds 1 januari 2018 geen vergunning meer aanvragen. De reden van de afschaffing van het aanvragen van een vergunning hiervoor was dat het veel extra administratie vergde. Daarom besliste de wetgever dat er geen vergunning moest aangevraagd worden voor het verkavelen van gronden.
Het Grondwettelijk Hof besliste in haar arrest van 23 mei 2019 om deze nieuwe regeling terug te vernietigen. Zij motiveerde haar beslissing als volgt:
“De bestreden bepaling heeft tot gevolg dat een “omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden” niet langer verplicht is voor de opsplitsing van een perceel in één bebouwde en één onbebouwde kavel. Hierdoor wordt het mogelijk om, zonder beperking qua omvang van de percelen of het aantal ervan, de vergunningsplicht en al de daaruit volgende waarborgen voor het leefmilieu en de goede ruimtelijke ordening, te vermijden door wat in werkelijkheid een grote verkaveling is, op kunstmatige wijze te faseren.
Bijgevolg worden de omwonende van dergelijke percelen geconfronteerd met een aanzienlijke achteruitgang van het door de vroegere wetgeving geboden beschermingsniveau, die niet kan worden verantwoord door de aan de bestreden bepaling ten grondslag liggende doelstelling van administratieve vereenvoudiging.”
Het vernietigingsarrest van het Grondwettelijk Hof heeft terugwerkende kracht. Dit betekent dat alle gronden, die sinds 1 januari 2018 werden verdeeld in één bebouwde en één onbebouwde kavel zonder hiervoor een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden aan te vragen of te verkrijgen, moeten worden herbekeken en dat er mogelijks een regularisatievergunning zal moeten worden aangevraagd. Het is maar de vraag wie voor de bijhorende kosten moet instaan in dergelijke situatie.
Het Grondwettelijk Hof besliste in haar arrest van 23 mei 2019 om deze nieuwe regeling terug te vernietigen. Zij motiveerde haar beslissing als volgt:
“De bestreden bepaling heeft tot gevolg dat een “omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden” niet langer verplicht is voor de opsplitsing van een perceel in één bebouwde en één onbebouwde kavel. Hierdoor wordt het mogelijk om, zonder beperking qua omvang van de percelen of het aantal ervan, de vergunningsplicht en al de daaruit volgende waarborgen voor het leefmilieu en de goede ruimtelijke ordening, te vermijden door wat in werkelijkheid een grote verkaveling is, op kunstmatige wijze te faseren.
Bijgevolg worden de omwonende van dergelijke percelen geconfronteerd met een aanzienlijke achteruitgang van het door de vroegere wetgeving geboden beschermingsniveau, die niet kan worden verantwoord door de aan de bestreden bepaling ten grondslag liggende doelstelling van administratieve vereenvoudiging.”
Het vernietigingsarrest van het Grondwettelijk Hof heeft terugwerkende kracht. Dit betekent dat alle gronden, die sinds 1 januari 2018 werden verdeeld in één bebouwde en één onbebouwde kavel zonder hiervoor een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden aan te vragen of te verkrijgen, moeten worden herbekeken en dat er mogelijks een regularisatievergunning zal moeten worden aangevraagd. Het is maar de vraag wie voor de bijhorende kosten moet instaan in dergelijke situatie.